Kijk, nadat zij de vrees nog niet had laten varen, opdat de geliefdes elkaar waren ontgaan, keerde ze terug en zij zocht de jongenman met haar ogen vol verlangen en zij verlangde te vertellen hoeveel gevaren ze had vermeden. Ook kent ze de plaats en heeft ze de gedaante van de boom al gezien; maar de kleur van de vruchten maakt haar onzeker: ze twijfelt of het deze boom wel is. Terwijl ze aarzelt, ziet ze trillende ledematen tegen de bebloede grond slaan: ze deinst terug en blijft staan met een gezicht bleker dan buxushout, gelijk aan de zee die trilt wanneer de oppervlakte beroerd wordt door een licht briesje. Nadat ze, staand gebleven, haar geliefde had herkent, sloeg ze op (haar) armen die de luide klappen niet verdienen en ze vulde de wond met tranen, terwijl ze zich de haren uitrukte en omhelsde ze het geliefde lichaam en ze vermengde haar tranen met bloed. Kussen drukkend op het ijskoude gezicht, schreeuwde ze: ? Pyramus, welk ongeval ontnam jou van mij? Jouw zeer geliefde Thisbe roept jou; til je liggende gezicht op! Pyramus, geef(t) antwoordt!? Bij de naam van Thisbe slaan de door de dood zwaar geworden ogen op en nadat hij haar had gezien, sloot hij ze weer.