P. scheidt de A. van de akkers van A., P., een vruchtbaar land, zolang het land was, maar in die tijd een deel van de zee en een uitgestrekte vlakte van plotselinge wateren. Daar reikte een berg met twee toppen steil naar de sterren, genaamd P., en zijn toppen steken uit boven de wolken. Hier toen D. (want de zee had het overige bedekt) met zijn echtgenote met een klein bootje varend, was blijven steken, aanbaden zij de C. nimfen en de godheden van de berg en de voorspellende T., die toen het orakel bezat. Er was geen enkele man beter en rechtslievender dan hij of enige vrouw godvrezender dan zij.