In de eerste plaats willen ze (de mensen) hiervan overtuigen dat de zielen niet sterven, maar na de dood van de een op de ander overgaan, en ze menen dat de mensen hierdoor vooral worden aangezet tot moed, omdat de angst voor de dood is verwaarloosd/geminacht. Veel bovendien over de sterren en hun bewegingen, over de grootte van het heelal en de landen, over de natuur, over de kracht en macht van de onsterfelijke goden discussiëren ze en geven ze door aan de jeugd.