Versie1: Een zeer klein haasje weent. Het roept met fijn stemmetje. Wat heb ik de mensen aangedaan. Dat ze mij met honden proberen te vangen. Ik heb lange oren. Ik heb een lange staart. Ik heb lichte poten. Ik maak een grote sprong. Mijn vlees is mals. Mijn pels is zacht. Wanneer de dienaars mij zien roepen ze mij: "Haasje, haasje. "Mijn huis is het bos Mijn bed is hard .Wanneer ik in het paleis kom isde koning blij, maar ik niet .Wanneer de koningen mij opeten drinken ze wijn boven op mij.
Versie2: Het kleine haasje weent het roept met schele stem wat doe ik de mensen aan dat ze mij trachten te vangen met honden. Ik heb lange oren , ik heb een korte staart , ik heb lichte poten en ik maak een grote sprong. Mijn vlees is mals,mijn pels is zacht. Wanneer dienaren mij zien roepen ze me:?haasje,haasje?. Mijn huis is het bos,mijn bed is hard. Wanneer ik naar het paleis kom,verheugd de koning zich,maar ik niet. Wanneer koningen mij opeten drinken ze wijn boven mij.