Op 24 Augustus omstreeks het zevende uur verscheen er een wolk van ongewone grootte. Mijn oom klom naar en plaats vanwaar hij dit ongewone verschijnsel het best kon bekijken. De wolk leek op een reusachtige pijnboom en kwam uit de Vesuvius. Hij beveelt een schip klaar te maken om het ongewoon verschijnsel van dichterbij te kunnen bekijken. Hij haastte zich daarheen vanwaar de anderen vluchtten. Hij voer recht naar het gevaar en dicteerde en noteerde alle fasen van de aardbeving. De as viel al neer. Puimsteen en ook al zwarte en verschroeide vuursteentjes. Aan de stuurman die aanraadde om terug te keren zei hij : "Het lot helpt de dapperen." Ondertussen schitterden uit de Vesuvius op verschillende plaatsen hoge branden en zeer hoge vlammen. Voor het algemeen belang beraadslaagden ze of ze binnenshuis zouden blijven of ze in de open lucht zouden ronddwalen. Want door de talrijke en kolossale aardbevingen wankelden de huizen en ze leken heen en weer te gaan. Onder de blote hemel daarentegen vreesden ze de vallende puimstenen. Ze beslisten toch om naar buiten te gaan, naar de kust. Ze legden kussens op hun hoofden als bescherming tegen de vallende stenen. Daar lag mijn oom op een linnen doek, hij vroeg meerdere malen om water en hij dronk het uit. Daarna deden vlammen en de stank van zwavel de anderen op de vlucht slaan. Steunend op 2 slaven stond hij op maar zijn adem werd afgesneden door de rook en hij viel neer. Wanneer de dag teruggekeerd was, werd zijn lichaam ongeschonden teruggevonden. De houding van het lichaam leek meer op iemand die rustte dan op iemand die gestorven is.