In het water van een bron zag een hert zijn spiegelbeeld. Hij prees zijn gewei maar zijn veel te dunne poten keurde hij af. Plots opgeschrikt door de stemmen van de jagers, vluchtte hij door het veld en met zijn lichte loop ontliep hij de honden. Op dat moment verdween het dier in het bos. Belemmerd door zij gewei kon hij de wrede beten van de honden niet ontvluchten. Dan zei hij wenend : "Hoe dwaas was ik dat ik afkeurde wat mij nuttig was en dat ik prees wat mij noodlottig is.