5.1.2 Het meisje Verginia.
Het verlangen om een maagd van de plebejers te onteren bekroop Appius Claudius. De vader van het meisje, Lucius Verginius, een eerlijk man, leidde als honderdman een centurie op de Algido berg. Hij had zijn dochter verloofd met L.Icillius, een hevig man met veel moed, die als tribuun moeite had gedaan voor de zaak van het volk. Appius, uitzinnig van liefde probeerde dit meisje, met een schitterend gestalte, tevergeefs te verleiden met beloningen en (valse) beloftes. Toen sloeg zijn karakter om naar wreed en overmoedig geweld. De client Marcius Claudius kreeg van Appius Claudius de taak om het meisje als slavin op te eisen. Terwijl de vader afwezig was meende hij (A.C.) dat er plaats was voor het onrecht. De handlanger van de decemvir (10-man) greep het meisje dat met haar voedster op het forum kwam, want in een tent was daar immers de lagere school. Hij verzekerde dat ze geboren was uit een slavin van hem en dus zijn slavin was en haar te volgen. Terwijl het meisje doodsbang en verstomd was, ontstond er een toeloop bij het geroep van de voedster, die de hulp van de burgers afsmeekte. De menigte was erg verontwaardigd, vooral degenen aan wie Vergilia en Icilius bekend waren. Ze was al beschermd tegen geweld toen M. Claudius met deze woorden de menigte kalmeerde: "Jullie zijn ten onrechte verontwaardigd, Romeinse burgers. Ik heb mijn hand niet met geweld, maar met recht op dit meisje geslagen. Ik daag haar voor het gerecht." Voor deze woorden weken de burgers en spoorden haar aan om haar opeiser naar de tribune van A. Claudius te volgen. De comedie die M.Claudius daar opvoerde was de rechter al zeer goed bekend. Hij was immers zelf de auteur van het stuk. M. Claudius zei: "Dit meisje is bij mij thuis geboren en is vervolgens door diefstal overgebracht naar het huis van Vergilius en heimelijk aan hem toegekend. Dit ben ik dus door een aanwijzing te weten gekomen en ik kan het bewijzen, zelfs als Vergilius zelf de rechter zou zijn. Want hij is zelfs nog meer als ik door dit onrecht getroffen. Ondertussen is het rechtvaardig dat de slavin haar meester volgt." "Omwille van de staat is V afwezig, maar binnen twee dagen kan hij aanwezig zijn als het hem gemeld wordt," zei daarop één van de raadgevers van het meisje. "Het is echter onrechtvaardig dat een vader die afwezig is het gevaar zou lopen zijn dochter te verliezen. Daarom eisen we dat je de hele zaak uitstelt tot bij de terugkomst van de vader, en dat je volgens de wet die je zelf hebt uitgevaardigd een uitspraak doet ten voordele van de vrijheid. Laat niet toe dat een volwassen meisje gevaar zou lopen, eerder haar goede naam dan haar vrijheid te verliezen." Toen zei A.C. "Hoezeer ik het ook opneem voor de vrijheid, blijkt juist uit die wet die jullie ten onrechte aanhalen voor jullie eis. Het is wettig dat als iemand onder het gezag van de vader is, dat de eigenaar zijn bezit dan aan niemand moet afstaan tenzij aan de vader. Men besluit dus om de vader te ontbieden. Maar ondertussen is er dus geen bezwaar dat de opeiser het meisje meeleid, onder voorwaarde dat hij belooft het meisje terug te brengen naar de rechter, wanneer de vader aankomt. Hoewel zeer velen tegen het onrechtvaardige besluit morden, durfde toch niemand het besluit te weigeren. Toen kwamen N. , haar grootoom, en Icillius tussenbeide. In de menigte werd hen een weg gevormd, want men geloofde dat het meest weerstand geboden kon worden aan a door de tussenkomst van I. De lijfwacht zei echter dat Appius al besloten had, en probeerde de luid protesterende Icillius te verwijderen. Zo'n gruwelijk onrecht zou zelfs een kalm gemoed in vuur en vlam zetten. Icillius riep uitzinnig van woede: "Je zou me hiervandaan moeten verwijderen met je wapen, Appius, om heimelijk te kunnen doen wat je wil verbergen. De dochter van V is niet bestemd voor jouw lusten, maar voor mijn liefde. Ik ben van plan om haar als maagd te huwen en dus een ongeschonden bruid te hebben. Dus roep maar alle lijfwachten van uw collega's bijeen. Beveel dat roeden en bijlen klaargemaakt moeten worden. De verloofde van Icillius zal niet buiten het huis van haar vader verblijven. 2 bolwerken om de vrijheid te beschermen heb jij ons al afgenomen: de macht der volkstribunen en het recht om in beroep te gaan bij het volk. Maar er zal jou lust geen vrijspel gegeven worden t.o.v. onze kinderen en echtgenoten. Als aan dit meisje geweld wordt toegebracht, zullen wij de goden hulp afsmeken, ik voor mijn echtgenote, Vergillius voor zijn enige dochter, en wij allen voor de vrijheid en het geluk van onze kinderen en echtgenoten. Jij zal dit besluit nooit kunnen uitvoeren zonder onze dood. Ik zal nog eerder sterven dan de hulp opgeven bij het opeisen van de vrijheid van mijn verloofde. De menigte was opgehitst bij het horen van deze woorden en er scheen een strijd te ontstaan. De wachters gingen rond Icillius staan. Toch kwam het niet verder dan bedreigingen. Appius sprak de menigte met deze woorden toe: "Icillius is helemaal niet van plan Vergillius te verdedigen, maar een opstand uit te lokken. Ik zal geen gelegenheid geven aan die onruststoker, die nu nog bezeten is van de volkstribunen, om opstand te veroorzaken. Vandaag zal ik geen recht spreken en ook geen decreet uitvaardigen. Marcus Claudius zal ik vragen afstand te doen van het recht op het meisje tot de volgende dag. Dit beslis ik, niet op toe te geven aan die onruststoker, maar wegens de afwezigheid van Vergillius, wiens naam hooggeacht wordt, en wegens de vrijheid. Maar als de vader morgen niet aanwezig is zal ik de wet die door mij is ingediend uitvaardigen. Ik zal de wachters van mijn collega's niet bij elkaar roepen om de onruststokers in bedwang te houden. Ik zal me wel tevreden stellen met mijn eigen lictoren.
De confrontatie met de vader van Verginia. En bij het eerstedaglicht stond er al een grote menigte van burgers te wachten toen Verginius, vergezeld door nogal wat dames en een grote groep raadgevers, zijn dochter naar het forum leidde. Hij zei tegen enkele burgers: Ik heb geen welwillend medelijden nodig, maar rechtvaardige hulp. Elke dag vecht ik in de slaglinie voor jullie vrouwen en kinderen en gebruik ik moedig vreselijke wapens in de oorlog. Maar wat voor zin heeft dit voor mij, als men zelfs in een vrije stad moet vrezen wat je moet vrezen in een stad bezet door de vijand, als mijn vrouwen slavinnen zijn. Op dezelfde manier sprak Icilius de mensen toe. Maar nog meer dan elke stem zou kunnen, ontroerde het stille geween van Verginia hen. Als protest tegen deze woorden besteeg Appius met een vastberaden hart de rechtbank, terwijl zijn geest nog meer door de kracht van de waanzin dan die van de liefde verward was. En dadelijk begon de aanklager te klagen over de vorige dag toen het decreet was uitgesteld door stemmingmakerij tegen het recht. Appius gaf de aankalger niet de kans om zijn argumenten uiteen te zetten, noch beantwoorde hij Verginius? vraag, maar zonder eer deed hij een uitspraak ten gunste van de slavernij.
De verbazing over de wreedheid van de zaak greep voor het eerst allen duidelijk aan en sloeg hen met verstomming. Het bleef stil. Vervolgens, toen M.Claudius het meisje tussen de omstaanders ging halen en hem een hartverscheurend geweeklaag bereikte, sprak Verginius, terwijl hij zijn handen uitstak naar Appius: Appius, ik heb Icilius en niet jou heb ik uitgehuwelijkt aan mijn dochter en voor het huwelijk, niet om misbriukt te worden heb ik haar opgevoed. Bevalt het je om met zomaar iemand, zoals vee en wilde dieren, te paren. Ik hoop dat zij die wapens dragen dit niet zullen dulden.
Toen werd de opeiser van het meisje teruggedreven door de omstaande vrouwen en raadgevers, toen de stilte door de heraut werd gemaakt. toen riep de tienman blind van woede: "niet alleen door de beledigingen van I de vorige dag en door de heftigheid van Verginius waarvan ik het Romeinse volk als getuige heb, maar ook heb ik door enkele aanwijzingen vernomen dat gedurende de hele nacht burgers in de stad zijn samengekomen om een opstand te ontketenen. Dus helemaal niet ontwetend van deze dingen daal ik metgewapenden af, niet om zomaar een rustig iemand geweldadig te behandelen, maar om e oproerkraaiers in bedwang te houden voor de waardigheid van mijn gezag. Dus is het beter dat jullie rustig zijn. Ga, beul, en verwijder de oproer, en maak een weg voor de meester om de slavin te grijpen!"
Opmerking (r25-39): De rechter komt tussen en dreigt met zware straffen en beslist uiteindelijk Verginia aan de opeiser te geven.
Toen zei Verginius, wanneer niets hem nog ergens als hulp scheen: Alstublieft Appius, ten eerste vergeef een lijdende vader, als ik op een of andere manier brutaal tegen jou ben uitgevaren. Vervolgens zou ik graag de voedster over deze uithoren in het bijzijn van het meisje, zodat als ik vals tot vader ban benoemd, ik hier tenminste met een geruster hart kan weggaan.
Nadat hij toestemming had gegeven, leidde hij het meisje en de voedster naar de winkel van zomaar een slager en daar trok de slager een mes, en hij zei : ik kan jou, meisje enkel op deze manier als vrije burger opeisen. Vervolgens doorboorde hij de borst van het meisje en keek op naar de rechtbank en zei : Met dit bloed vervloek ik jou Appius en jouw hoofd. Dadelijk onstond er een geroep om deze wrede daad, door woede gegrepen beval Appius om Verginius op te pakken en deze maakte met het mes een weg overal waar hij ging, totdat zelfs de mensen die hem begeleidden bang voor hem werden, kwam hij aan bij de poort. I. en N. droegen het leeggebloede lichaam weg en lieten het zien aan het volk. Het was noodzakelijk dat de senatoren rouwden om de misdaad die Appius tegenover het meisje met onovertroffen lichaam had begaan.