DE OPDRACHT Toen een man naar het buitenland vertrok riep hij z'n slaven en gaf hen zijn goed. Aan één gaf hij vijf talenten, de andere maar drie en de andere slechts één, aan ieder wat hijzelf waard was. En vertrok dadelijk. De slaaf die vijf talenten had gekregen ging weg en zette het geld uit bij de bankiers en won er nog eens vijf bij. Op dezelfde manier won ook diegene met twee talenten er twee bij. Maar hij die er maar één had, groef een kuil in de grond en verborg het geld van z'n meester erin.
DE AFREKENING Na een lange tijd echter kwam de meester van de slaven terug en rekende met hen af. Die met de vijf talenten kwam erbij en bood hem nog vijf andere talenten aan al zeggend; 'Meester, je hebt er mij vijf gegeven, kijk, ik heb er nog vijf bij.' Waarop de meester antwoordde; 'Goed zo, goede en trouwe slaaf, omdat je betrouwbaar bent geweest over het weinige, zal ik je de verantwoordelijkheid geven over veel; ga binnen in de vreugde van uw meester.' De slaaf die twee talenten gekregen had kwam bij de meester en zei; 'je hebt mij twee talenten gegeven, kijk, ik heb er nog eens twee bijverdiend.' Waarop de meester zei; 'goed zo, goede en trouwe slaaf, omdat je betrouwbaar bent geweest over het weinige, zal ik je de verantwoordelijkheid over veel geven; ga binnen in de vreugde van uw meester.'
DE DERDE SLAAF Maar toen de slaaf die één talent had gekregen kwam bij de meester: ' meester, ik weet dat u een harde mens bent en vol vrees ben ik weggegaan en heb ik het talent in de grond verborgen; kijk, hier heb je terug van wat van u is.' Hij antwoordde; ' slechte, luie slaaf, je wist dat ik een hard man ben, waarom heb je mijn geld dan niet belegd bij de bankiers?' Neem het talent van hem af en geef het die met de tien talenten en gooi deze nutteloze slaaf in de duisternis; waar er geween en tandengeknars zal zijn.