Amulius sloeg Rhea Silvia, de dochter van Numitur in de boeien en bevool twee slaven haar jongenstweeling, onlangs geboren, in een mandje te leggen en in de Tiber te werpen. Toen retgende het toevallig veel en trad de Tiber buiten zijn oevers en de dichtsbij gelegen velden veranderden in plassen. Daarom konden de slaven zelfs niet naar de rivier gaan en werpten het mandje dat de baby's bevatte in een grote plas. Vervolgens keerden ze naar Amulius terug en zeiden aan hem:' We hebben het mandje in de Tiber geworpen. De zonen van Rhea Silvia zijn gedood.' Maar het mandje was niet gezonken integendeel. Nadat het water zich terugtrok zat het vast op het droge.Niet veel later daalde een wolvin, die in de bergen leefde, dorstig naar de rivier af. Nadat ze de baby's ontdekte droeg ze hen naar een grot terwijl ze hen likkend met haar tong waste, voedde ze hen met haar melk. Nabij de rivier woonde Faustulus de koninklijke herder van de kudde samen met zijn vrouw Acca Larentia in een hutje. Op een dag hoorde hij plotseling geschrei van baby's hij trad de grot binnen en daar ontdekte hij een wolvin die likkend met haar tong de baby's voedde. Hoewel Faustulus vol schrik was joeg hij de wolvin op de vlucht en bracht de baby's naar huis en gaf ze aan Acca Larentia. De tweeling werd met grote liefde door Faustulus en Acca Larentia grootgebracht.