Caesar moest alles tegelijkertijd doen: het vaandel hijsen, omdat dat het teken was om naar de wapens te grijpen, de soldaten van hun werk wegroepen, zij die wat verder gegaan waren om materiaal te zoeken halen, de slaglinie opstellen, de soldaten aansporen, het teken geven met de krijgstrompet. Het tijdsgebrek en de stormloop van de vijand verhinderde hem een groot deel hiervan te doen. Twee factoren losten deze moeilijkheden enigzins op. Eerst en vooral de kennis en ervaring van de soldaten: geroutineerd als zij waren door vroegere veldslagen moesten zij geen bevelen van anderen ontvangen, maar wisten zij uit eigen ervaring spontaan wat hen te doen stond. Bovendien had Caesar elke legaat verboden zijn legioen het schanswerk te verlaten, vooraleer het kamp hlemaal voltooid was. Omdat de vijand zo snel genaderd was, wachtten deze legaten niet meer op orders van Caesar, maar namen op eigen initiatief de nodige maatregelen.