De afgod van de Babyloniërs had de naam Baël. Ze gaven hem elke dag 12 korven met brood en 4 schapen en 40 liter wijn. Cyrus vereerde Baël en aanbad hem elke dag. Daniël aanbad alleen de heer De koning zei tegen hem:"Waarom vereer jij Baël niet?" En deze zei:"Ik aanbid geen afgod die door mensenhanden is gemaakt, maar alleen een levende god die de aarde en de hemel heeft gemaakt." Hierop zei de koning:"Vind jij Baël dan geen levende god? Zie jij niet dat hij elke dag eet en drinkt?" En daniel zei: "Jij vergist je koning, die(Baël) is vanbinnen van leem en vanbuiten van brons en hij is nog nooit weggebracht noch weg gegaan." Boos riep de koning de priesters van Baël( het waren er 70 buiten vrouwen en kinderen) en hij zei hen:"als Baël niet degene is die alles opeet en als jullie niet vinden wie het wel opeet, zullen jullie sterven. En als jullie kunnen aantonen dat Baël eet, dan zal daniel sterven omdat hij Baël heeft beledigd." En deze (priesters) zeiden: "het is goed koning." Ze gingen dus met de koning en daniel nr het heiligdom van Baël en zeiden: "Kijk koning, Wij zullen buiten blijven en sluit de deur en verzegel hem met je zegelring, na zelf de spijsen en de wijn voorgezet te hebben voor Baël. En als we morgenvroeg niet alles opgegeten zullen vinden, zullen we sterven. Als we het opgegeten zullen vinden, zal daniel moeten sterven omdat hij liegt ten nadele van Baël en van ons." Terwijl de spijzen en de wijn worden binnengebracht, beviel daniel de dienaars om fijne as aan te brengen. En alleen de koning zag da hij de heilige vloer bestrooide met fijne as. Na dit verzegelde de koning de gesloten deur met een zegelring. Vroeg in de ochtend ging de koning met daniel naar het heiligdom en vroeg: "zijn de zegels ongeschonden daniel?" En deze zei: "ze zijn ongeschonden, koning." De koning opende dus de deur en keek naar het altaar en nadat hij zag dat het leeg was, riep hij met luide stem:"als u groot bent, Baël, is er geen list in u, want u hebt alles opgegeten." Maar daniel lachte en terwijl hij verhinderde dat de koning wegging, zei hij: "kijk nu naar de vloer, koning. Wat zie jij niet? En wat is dat spoor?" De koning zei:"ik zie een spoor van mannen en vrouwen en kinderen." En hij werd hevig kwaad en bevool de priesters te arresteren. En deze, terwijl ze angstig waren, toonden hem de verborgen ingang waar ze tijdens de nacht binnengingen om alles op het altaar te eten en te drinken. De koning doodde hen en hij leverde Baël over aan Daniël. Deze wierp hem en zijn tempel omver.