Aristomes en de vos - werkvertaling
Aristomenes omdat die niet meer ziet door de duisternis, legt zich neer en hij hult zich in zijn mantel, terwijl hij op de dood wacht. Op de derde dag neemt hij geritsel waar en hij onthult zich zachtjes. Terwijl (= wanneer) hij al doorheen de duisternis kan zien, ziet hij een vos dichtbij die knaagt aan de lijken.
Terwijl hij dus vermoed dat er een ingang is voor het dier, wacht hij af en laat de vos bij hem komen. Wanneer het wilde dier dichtbij hem is, neemt hij het plots stevig vast bij de staart, met de andere hand, telkens wanneer de vos zich naar hem omkeert om te bijten, met de andere hand houdt hij de mantel voor hem om te bijten. Hij loopt mee met de vos, (die loopt), waar het te moeilijk is, wordt hij door hem meegetrokken. Tenslotte ziet hij een gat
geschikt voor de vos om erdoor te gaan en hij ziet licht erdoor. Dus laat hij de vos gaan en die vlucht doorheen het gat. Omdat het gat te nauw leek om ook een uitgang aan hem te verschaffen, maakt Aristomenes het met zijn handen groter en tenslotte red hij zich naar huis.