Gaius Plinius groet Fabatus, zijn schoonopa Hoe meer jij verlangt uit ons achterkleinzonen te zien, des te triester zul je het vinden om te horen dat jouw kleindochter een miskraam heeft gehad, doordat zij, jong als zij is, niet wist dat zij zwanger was, en hierdoor enkele dingen naliet, die in acht genomen moeten worden door zwangeren, zij deed enkele dingen die nagelaten moeten worden door zwangeren, dus zij werd gestraft voor deze 5 vergissing met duidelijke waarschuwingen, doordat zij in het grootste gevaar was geraakt. Dus, hoewel het noodzakelijk is dat jij het erg vindt dat jouw oude dag beroofd is van nakomelingen die als het ware voor je klaarliggen, moet je toch de goden bedanken, omdat zij weliswaar jou voor het ogenblik achterkleinzonen hebben ontzegd, maar jouw kleindochter behielden, terwijl zij hen (nog) zullen geven. Diezelfde vruchtbaarheid, alhoewel te weinig voorspoedig beproefd, 10 maakt de hoop op hen zekerder voor ons. Ik spoor jou nu aan, ik vermaan je, ik bemoedig je met dezelfde dingen als waarmee ik dat mezelf doe. Want jij verlangt niet heviger naar achterkleinkinderen, dan ik naar kinderen verlang. Aan hen stel ik mij voor dat ik een weg, die van mijn en jouw kant gemakkelijk tot de eerambten leidt en een maar al te wijd bekende naam en vele generaties teruggaande vooroudermaskers. Laten zij slechts geboren worden en laten zij dit verdriet van ons veranderen in vreugde. Gegroet.