Cicero, Epistulae ad Familiares, XIV, 2

Je moet niet denken dat ik naar iemand langere brieven schrijf, zelfs niet als iemand meer naar mij heeft geschreven aan wie ik meen dat het nodig is terug te schrijven; noch heb ik immers wat dat ik moet schrijven noch doe ik iets moeilijkers in deze tijden; maar naar jou en naar onze Tullia kan ik niet schrijven zonder zeer veel tranen; ik zie immers dat jullie allerellendigst zijn, die ik altijd volmaakt gelukkig wilde zien, en dit had ik moeten doen en het al gedaan zou hebben, als we niet zo vreesachtig waren geweest […] Helaas, mijn licht, mijn verlangen, bij wie allen gewoon waren hulp te vragen. Dat jij nu, mijn Terentia, zo wordt gekweld, zo in tranen en noodlot liggend, en at dat is gebeurt door mijn schuld, ik die anderen heb gered, opdat we zelf zouden ten onder gaan.

Opmerking

Vertaling door Kenneth Peeters