Eurystheus, de koning van Mycene, draagt Herakles, de zoon van Zeus en Alkmene, een heel moeilijk werk op. Want hij beveelt de held de appels van de Hesperiden te stelen. Deze appels zijn een geschenk van Moeder Gaia. Maar Herakles was niet in staat om zelf naar de appels te gaan. Daarom vroeg hij Atlas de appels te zoeken en ze naar hem te brengen. Dus vraagt Atlas aan Herakles om het hemelgewelf over te nemen. Deze neemt de zware last over en terwijl Atlas afwezig is, draagt hij de hemel op zijn schouders. Maar wanneer Atlas de appels steelt en terugkeert, wil hij de hemel niet meer dragen. Hij zegt: "Ik ben van plan om de appels zelf aan Eurystheus te geven." Waarop Herakles zegt:"Atlas, draag de hemel eventjes op jouw schouders, zodat ik een ster op mijn hoofd plaats." Atlas gehoorzaamt? Graag grijpt Herakles de appels en hij loopt onmiddellijk weg.